Nederlands met laarzen aan
Woensdag zijn de waterschapsverkiezingen. Waterschappen zijn een waar paradijs voor liefhebbers van prachtige woorden als kwelders, dijkgraaf, stuw, meanderen, boezemgemaal, ontvangstkelder, zwanebloem, bonte kalmoes, waterbies, binnendijken, havendammen. Nederlands met laarzen aan.
Alleen daarom al de moeite waard je erin te verdiepen.
In 2008 deden voor het eerst ook de belangengroepen en de politieke partijen mee. Ik was hier toen gemeenteraadslid voor de PvdA en vond dat een goed idee. Gemeenteraadsleden hebben veel en vaak te maken met water, zeker nu het klimaat gehoorzaam doet waarvoor Al Gore in zijn film ‘An inconveniënt truth’ waarschuwde. Het is handig als gemeenteraden en belangenorganisaties directe lijnen hebben naar en in het bestuur van het waterschap. Die waren er voor 2008 niet. Of moeizaam.
En die boel daar mag ook wel eens opengebroken, eerlijk is eerlijk. Een waterschap is duizend keer meer dan sluizen open of dicht doen. Het gaat over milieu, recreatie, planten en dieren en droge voeten. En dat alles een behoorlijk eind onder de zeespiegel. Het gaat ons allemaal aan.
Cees de Wit, een oude vriend, inmiddels helaas overleden, was jarenlang dijkgraaf. Bij de opening van De Wachter in Willemstad, op 31 augustus 2001, hield hij een toespraak waarin hij in zijn zorgvuldige Nederlands geestig verhaalde over de wereld van de waterschappen. Een wereld die in zijn tijd grimmig kon zijn. Zo grimmig mag het niet meer worden. Hier niet en elders in de wereld ook niet.
Daarom gaan de waterschapsverkiezingen niet alleen over onszelf. De eeuwenoude kennis moeten we in de waterschappen behouden en niet alleen voor onszelf houden, maar nadrukkelijk willen delen met die gebieden in de wereld waar het water elk jaar te veel neemt en te weinig geeft. Ook dat is een reden, op 18 maart je stem uit te gaan brengen. Er valt genoeg te kiezen.
Doe de Stemwijzer voor de waterschappen
En lees hier het verhaal van Cees:
Toespraak van oud-dijkgraaf Cees de Wit, bij de opening van het dijkmonument De Wachter te Willemstad, 31 augustus 2001
Geachte dijkgraaf van het Hoogheemraadschap “West-Brabant”
Leden van het dagelijks Bestuur en Leden van de Algemene Vergadering.Geachte genodigden en belangstellenden.
Ik was zeer vereerd met de uitnodiging van de dijkgraaf om vandaag hier aanwezig te zijn voor de onthulling van deze Wachter op de dijk. Te meer omdat het zo goed als 23 jaar geleden is, dat ik mijn werkzaamheden voor het waterschap beëindigde. Ik was toen 60 jaar. Dat betekent, dat al diegenen, die thans rond de 35 jaar oud zijn, mij eigenlijk niet meer gekend hebben. Een bewijs dat men zeer snel uit de zaak groeit. En er blijkt uit, dat het waterschapsbestuur wel een zeer oud paard van stal gehaald heeft. Sinds de gemiddelde ouderdom is toegenomen is dit thans mogelijk geworden.
Voor diegenen onder u die hiervan niet op de hoogte kunnen zijn kan ik er aan toevoegen, dat ons gezin (twee zonen) op 1 januari 1979 is verhuisd naar Montréal in Zuid-Frankrijk, om daar een landbouw- en een wijnbouwbedrijf te beginnen. Eén beeld komt me nog meerdere keren voor de geest: ik zie nog steeds de hond, die we toen hadden na ons in de auto springen ‘s morgens heel vroeg met een vragende blik: Waar gaan jullie nou zo vroeg naar toe, maar ik ga mee.
Ofschoon er steeds nog wel contacten geweest zijn met mensen van het waterschap, is 23 jaar toch een hele tijd en ik heb thans echt het gevoel, dat ik na een lange wereldreis ben teruggekomen in de oude kring en bij het oude werk. Laat mij dan na 23 jaar mijn werkzaamheden voor u en voor deze dag hervatten. Ik zal jullie in grote lijnen vertellen op welke manier de beveiliging tegen het water na 1953 is tot stand gekomen. Ik trek wel mijn zevenmijls-laarzen aan om de 72 km dijk tussen Bergen op Zoom en Geertruidenberg met U te nemen in 15 minuten. Om over de talrijke km binnendijken, tweede keringen maar niet te spreken.
Nog even iets van voor 1953. Mijn vader, die in 1953, 73 jaar oud was, was dijkgraaf van het waterschap Westland gelegen onder Steenbergen en Halsteren. Dat was nog dijkgraaf in de oude stijl: toezicht op de opzichter en de polderwerkers en op de bemaling. Veelvuldige contacten met de griffier-secretaris en de provinciale waterstaat. Eenmaal per maand een bestuursvergadering, waar hij in de tijd dat het vroeg donker was met zijn fiets met carbidlamp naar toe reed. Ook één of twee keer per jaar was er een algemene vergadering van de belastingplichtige ingelanden. De beloning was: 1x per jaar met het bestuur een palingmaaltijd. Het cijfer 75 gulden zegt me nog vaag iets. Misschien dat hij bovendien nog 75 gulden per jaar ontving. Wij als kinderen plaagden hem altijd met deze functie, door hem iedere keer bij thuiskomst te vragen of de paling weer goed had gesmaakt. Hij vond dat alles behalve leuk en zeide dat ze meer deden dan paling eten.
Zoals zo dikwijls met de opvolgende generaties gebeurt, ik nam me voor om aan een dergelijke functie nooit te beginnen. Het werd eigenlijk meer als een erebaantje beschouwd. Maar het was wel veel meer. In het verleden was het zo, dat een van diegenen, die de grootste belangen hadden in een polder tot dijkgraaf werd gekozen. Zo waren de belangen van henzelf en dan ook van de andere grondbezitters tegelijkertijd, het beste verdedigd. Het vervolg van dat alles was: Potters volgde mijn vader op als dijkgraaf en ik werd bestuurslid. Dit was nog voor de watersnood. Na de watersnood volgde ik Potters op als dijkgraaf en dat bleef ik tot 1979 toe. Ik zat dus al gauw in het schuitje.
Aan dijkonderhoud werd er voor 1953 natuurlijk ook al gedaan. Met name na 1945 moest veel aandacht worden besteed aan de schade door de Duitsers aangericht, door in de landzijde van de dijken omvangrijke loopgraven te graven. Dat ondergroef op vele plaatsen de weerstand van de dijken. Vooral op dit punt was het toezicht van de provinciale waterstaat wel degelijk aanwezig. Maar de dijken waren veel te laag om een vloedstand zoals op 1 februari, voortgestuwd door een ongekende noordwester storm, te kunnen keren. De dijken werden op vele plaatsen gewoon overspoeld en dat betekent doorbraak tot diep in het maaiveld binnendijks. In minder dan een half uur stond in de polder voor onze woning (ongeveer 400 ha) meer dan één meter water.
Onze woning stond op een soort wachter, zoals ik vandaag voor het eerst heb geleerd. Bij het licht worden zei mijn schoonvader: Hé, daar is een pop aangespoeld (de ouders van mijn vrouw waren toevallig ook bij ons). Het bleek een meisje van twee jaar te zijn. Alle hands aan dek, maar we konden niets anders dan haar dood constateren. Korte tijd later spoelden haar moeder en grootmoeder aan. Samen met de andere slachtoffers van onze plaats zijn zij op een afgescheiden plaats begraven op het kerkhof in Lepelstraat. Ik bezoek nog wel eens graven van familieleden. Ik heb deze week nog stilgestaan bij de graven van deze slachtoffers. Wat mij nog steeds voor de geest komt en dan laat ik het hierbij om nog langer stil te staan bij de ramp, is dat er mensen waren, die tot meerdere dagen toe in een dergelijke storm op het dak van hun huis gezeten hebben in voortdurende doodsangst. Onder hen zijn er velen, die op een gegeven moment toch nog verdronken. Velen van U zullen uit ervaring of van horen zeggen ook wel erge gevallen kennen.
Het blijkt de bedoeling te zijn om met het zoute water weer te gaan spelen. Ik hoop er het beste van, mits men maar niet doet alsof 1953 niet bestaan heeft. Hieruit blijkt toch wel dat dijkgraaf in dergelijke omstandigheden geen sinecure is. Een naamgenoot van mij, dijkgraaf van de polders van Nieuw-Vosmeer, verloor een zoon die op weg was om mensen te waarschuwen. Ook dat kan die functie met zich meebrengen. Op deze plechtige dag ligt het voor de hand om deze jonge man en alle slachtoffers van de ramp te noemen en te herdenken.
Dat de functie door de wetgever als een zeer belangrijke wordt beschouwd blijkt wel uit de manier van benoeming. Een dijkgraaf werd en wordt nog steeds officieel door de Koningin benoemd. Ik kom daar straks nog op terug.
We gaan terug naar onze 72 km buitendijken. Er waren op vele plaatsen gaten in de dijk geslagen, waarlangs bij iedere vloed opnieuw het water naar binnen stroomde. Die gaten zijn in het gebied vrij spoedig gedicht. Waar de sluizen en de bemalingen intact waren gebleven, verdween het water weer vlug en konden de laatste slachtoffers worden geborgen. Na het schoonmaken van de afvoersloten kon in het voorjaar nog zomergerst worden gezaaid, die in Augustus geoogst kon worden. Er was op grote schaal gips aangevoerd uit Frankrijk.Tot de watersnood toe waren de waterschappen, die door een dijk beveiligd werden, verplicht om deze dijken te onderhouden en eventueel te verzwaren. Na de watersnood bleek al snel, dat er schade was toegebracht aan de belangen van een gebied, dat vele malen groter was dan dat van de onderhoudsplichtige dijkwaterschappen. Ook was het al gauw duidelijk, dat het Rijk het herstel van de dijken en de aanpassing van de nieuwe eisen voor een groot gedeelte voor zijn rekening wilde nemen. Een van de voorwaarden was, dat het Rijk zaken wilde doen met één instantie en niet met de talrijke afzonderlijke waterschappen.
Dit alles had tot gevolg, dat de provincie één overliggend waterschap creëerde, die de taak van het dijkbeheer toegewezen kreeg. Zo ontstond de Brabantse Bandijk met zetel te Steenbergen. Als voorlopige dijkgraaf werd door de Provincie aangewezen: de welbekende Westbrabander R.W. Jansen, hoofd van de landbouwschool te Roosendaal en tevens lid van de Provinciale Staten. Er werd een net van dijkbewakingsdiensten opgericht, die schade aan de dijken bij storm en hoog water moesten signaleren en zo mogelijk voorlopig herstellen. Eer administratief alles geregeld was, was het eerst einde 1958 of begin 1959 mogelijk de eerste algemene vergadering te houden, met als hoofdpunt de verkiezing van de definitieve dijkgraaf. Deze vergadering vond plaats in het gemeentehuis te Breda. Het reglement had bij de Bandijk betrokken: 24 gemeenten en de in dat gebied gelegen waterschappen. Het was goed te begrijpen dat er een grote rivaliteit ontstond tussen de gemeenten en de waterschappen. Dat blijkt al uit de stemuitslag. Ik werd gekozen met 227 stemmen tegen 222.
Ik kan me gelukkig prijzen, eenmaal gekozen zijnde steeds een goede samenwerking te hebben kunnen bevorderen tussen deze twee instanties. Als voorbeeld onder velen kan ik U vertellen de aanvrage van de gemeente Made destijds nog tot verlegging van de buitendijk om een jachthaven aan te kunnen leggen. De gemeente kwam met een aanvrage om de dijk kleinschalig te mogen verleggen. Ik verzocht de gemeente hun plan te herzien en met een veel groter plan te komen. Ik was van mening dat men anders iedere vijf jaren zou komen om een vergroting te vragen, waardoor we nooit een gezeten buitendijk ter plaatse zouden hebben. Het is duidelijk dat de gemeente nadien zeer blij was met de grotere jachthaven. Ik had eens Wim Kan in een najaarsoptreden horen zeggen: wat zijn de problemen van thans: hoe slank ik af en waar laat ik mijn auto? Daar is nu bij gekomen: en waar laat ik mijn boot? Ik heb een dezer dagen in de courant gelezen dat de moeilijkheden om te vergroten nu veel moeilijker zijn. En dat men de beheerder van de buitendijk is vergeten.
Nog een voorbeeldje. Een keer werd tijdens hoge waterstand en stormweer een oude duiker onderloops en liet vrij veel water door, zodat de aanliggende polder dreigde onder te lopen. Het betrof de uitmonding van de Mark na de sluizen onder de gemeente Dinteloord. Ik werd verzocht in het college van B en W te komen voor toelichting. Ik voelde dat de spanning groot was. Toen ik kon voorrekenen, dat na de eerste vloed de voorziening zo was dat er geen water bij de tweede vloed meer in kon stromen, was de spanning gebroken.
De dijkverzwaringen zijn toen al vlug gestart en het ene onderdeel na het andere is toen opgeleverd, met aanpassing aan de nieuwe en verzwaarde eisen. De grondaankopen werden door de Bandijk verzorgd. De Rijkswaterstaat ontwierp de werken, besteedde die aan en hield toezicht op de uitvoering. Als Hoofd ingenieur directeur was het Ingenieur de Bruin, die ons gebied onder zijn zorg had. Enkele jaren daarna bereikte hij de pensioengerechtigde leeftijd en ik herinner me nog zijn afscheidsreceptie in Den Haag, waarop ik aanwezig was. De inhoud van de toespraak die ik toen gehouden heb kan ik niet meer reproduceren.
H.I.D. Ferguson is hem opgevolgd en onder hem zijn speciaal de werken uitgevoerd, die nodig waren voor de aanpassing aan het Delta-plan en die voor 100% voor rekening van het Rijk kwamen. Ingenieur Swier, toen nog in dienst van de Rijkswaterstaat, de latere eerste dijkgraaf van het Hoogheemraadschap West-Brabant, was door Rijkswaterstaat aangewezen om de werken te realiseren, en de dagelijkse gang van zaken te volgen. De sluis in Lage Zwaluwe is in dat kader toen ook gebouwd. Voor het industrieterrein bij Geertruidenberg was het moeilijk om een oplossing te vinden, die aan alle eisen voldeed. Als mijn geheugen me niet in de steek laat, moet het bedrag dat de Staat heeft besteed aan de dijksverzwaringen van de Bandijk ongeveer 11 miljoen zijn geweest.
Toen ik als bestuurslid van het waterschap West-Brabant in 1979 bedankte, moesten de aanpassingen van de Mark en de Vliet nog plaats vinden. Jaren van onderhandelen waren er nodig geweest om tot de goede beslissing te komen. Onder het mandaat van de tweede dijkgraaf Ingenieur van der Burgh zijn de werken tot uitvoer gekomen. U weet waarschijnlijk dat Ingenieur Swier ons is ontvallen wegens een van de ernstigste ziekten. Hij heeft de aanloopmoeilijkheden deskundig opgelost. Twee jaar tevoor was de Bandijk al opgegaan in het Waterschap West-Brabant. Bij al deze werkzaamheden werd gedacht aan de beveiliging van het gebied tegen buitenwater, tegen eb en vloed. De beveiliging tegen de hoge standen van de rivier-afvoer zou daarmee ook voldoende zijn.
Deze gedachte is wel even afgestraft in 1990 toen het woord watersnood uit het oosten kwam. Enkele weken lang lag er een uitgebreide kaart van Nederland op mijn bureau in Frankrijk, waarop ik de aantekeningen maakte van de gegevens, die ik via de wereldomroep te horen kreeg. Zoals ik destijds de Russische veldtocht van het Duitse leger volgde, zo volgde ik toen de strijd tegen het water. Al spoedig bleek, dat mijn gebied (ik verbeeldde me nog al wat) gespaard zou blijven, maar dat er toch wel even bij stil gestaan zou moeten worden. Dat is dan volkomen deskundig gebeurd, denk ik, met het Delta-plan grote rivieren. En omdat dat Delta-plan nu op een oor na klaar is zijn we nu bij elkaar.
Een goede gedachte van het Waterschap. Nu is ons gebied tegen het Westen en Oosten beter verdedigd. En u zult zich afvragen: en het Zuiden dan? Daar hebben we als Heemraadschap van de Roosendaalse en Steenbergse Vliet ook al mee te maken gehad. In een tijd van veel regenval kwam op een gegeven moment de omgeving van de Vliet en zelfs Roosendaal in moeilijkheden. Op een algemene vergadering werd door een ingelande de opmerking gemaakt: de Belgen hebben hun waterafvoersysteem optimaal in orde gebracht en snel komt hun water nu bij ons en overstroomt ons gebied. En daar komen zij dan bij ons, op hun gemak, in vissen. Overigens niets dan goed over onze zuiderburen, want mijn schoonmoeder, waar ik het goed mee kon stellen, was een rasechte Belg.
Na al deze geruststellende opmerkingen moeten regelmatige controle en regelmatig onderhoud niet worden vergeten. Dit als antwoord op een vraag van iemand zo juist: Wat doet een dijkgraaf nou eigenlijk? Uit dit alles kunt U zich nu een voorstelling ervan vormen dat er bij de Bandijk veel werk aan de winkel was.
Ik ben blij hier enkele oud-ambtenaressen en oud-ambtenaren nog eens te ontmoeten. Dat was nog in de tijd dat de vrouwelijke ambtenaren nog ontslagen werden als ze in het huwelijk durfden te treden. De beiden hoofd-functionarissen de griffier Jaspers en het hoofd van de technische dienst De Zeeuw zijn beiden reeds overleden. Ik had aan hen zeer geroutineerde krachten zowel administratief als technisch. Ik heb er veel van kunnen leren.
Want zoals voor zoveel beroepen is er geen school of opleiding voor dijkgraaf. Ook voor de dijkgraaf was er volop werk zoals U nu zult begrijpen. Oorspronkelijk werd er van het oude idee uitgegaan, dat de dijkgraaf dat wel in zijn vrije uren er bij kon fiksen. Daarna heeft zich daarover gelukkig een andere opvatting gevormd. Ik heb 18 jaar voor de Bandijk gewerkt en nog ongeveer twee jaar als bestuurslid van het Heemraadschap West-Brabant. Herverkiezingen gaven nooit moeilijkheden.
Dat dit nu nog herdacht wordt doet me wel goed. Ik kan u nog twee merkwaardige feitjes vertellen als bestuurslid van het waterschap West-Brabant meegemaakt. Er moest gekozen worden voor een definitieve vestigingsplaats annex kantoren. Het kasteel Bouvigne kreeg de voorkeur ofschoon je op moest passen als je binnen ging, dat je geen stenen op je hoofd kreeg, dermate was het bouwvallig geworden. Dijkgraaf Swier en ik werden belast om voorstellen aan het Bestuur te doen en eventueel de aankoop met de gemeente Breda te regelen. Wij moesten zaken doen met een wethouder van Breda waarvan ik me de naam niet direct meer herinner. In een vergevorderd stadium van de onderhandelingen ontmoetten we die wethouder toevallig in een café in Princenhage, waar hij aan het biljarten was en daar is toen de aankoop in principe beslist. Subsidies van meerdere zijde maakten de aankoop toch nog aantrekkelijk. Na de restauratie moest het kasteel nog worden gemeubileerd. Bestuurslid Gompen werd aan de commissie toegevoegd en aan deze opdracht hebben we veel genoegen beleefd. De zogenaamde “Blauwe Kamer” als bestuurskamer in gebruik, is nog steeds indrukwekkend.
Nu nog iets over de wijzigingen, die zich hebben voorgedaan in het waterschapsbestel. De Brabantse Bandijk is geen lang leven beschoren geweest. Toen Commissaris van de Koningin Kortman rondom 1961 het Bandijkhuis in Steenbergen kwam openen werd na afloop door hem het eerste gesprek al gevoerd over het samengaan van Bandijk met de Heemraadschappen Mark en Vliet. Het nieuwe waterschap zou dan ook de taak van de waterzuivering krijgen. Een unicum, waarschijnlijk, heb ik op het laatst nog bereikt. Ik was dus dijkgraaf van de Bandijk en van het Westland. Toen de dijkgraaf van de Vliet overleed werd aan mij ook dat derde dijkgraafschap officieel bij algemene verkiezingen toegeschoven. Als mijn archief nog in orde is moeten daarin de drie benoemingsbrieven van de Koningin nog te vinden zijn. De taak van de Mark heb ik de facto ook nog gehad gedurende een korte tijd. Ik heb daarvoor nog prettig samengewerkt met de Griffier Hermus en zijn secretaresse.
Na afloop van het gesprek met de Commissaris ben ik naar het alom bekende café van Tilburg gegaan, blij dat alles goed afgelopen was. Ik wist dat velen van de genodigden daar samen zouden komen om na te kaarten. Mijn vrouw was daar ook bij. In de voormiddag was er een telefoontje uit Den Bosch gekomen met de mededeling dat de echtgenote van de Commissaris ook aanwezig zou zijn. In allerijl werd onder andere mijn vrouw opgetrommeld om tegenpartij te bieden. Dat was niet tegen een dove gezegd want mijn vrouw had al dikwijls gezegd: waarom worden de dames nou nooit bij het waterschap betrokken. Nu zag ze haar kans schoon. Maar dat liep een beetje uit de hand. Toen ik in het café binnen kwam had het gezelschap mijn vrouw juist tot dijkgravin uitgeroepen en de champagnefles was al opengetrokken. Er lag een briefje van 25 op tafel wat de kastelein wijselijk had laten liggen, want met datzelfde briefje werden steeds nieuwe flessen besteld. Enkele dagen daarna ben ik die schuld gaan vereffenen zonder bezwaar voor ’s lands schatkist zoals dat zo mooi heet. Meerdere personen hebben zich meerdere malen afgevraagd hoe dat zou zijn afgelopen. Nadien zijn mijn vrouw en de andere dames graag geziene gasten gebleven bij verschillende bijeenkomsten.
Het is dus eigenlijk zodat ik zonder te veel overdrijving kan zeggen, dat Mevrouw van der Weijden hier aanwezig is dankzij de actie van mijn vrouw. Of zij ook al dijkgravin is, daar ben ik niet van op de hoogte.
Hiermede ben ik aan het einde van mijn betoog gekomen. Ik leg nu mijn functie weer neer die ik mij toen straks heb aangematigd. Definitief doe ik dat eerst verder op de avond. De dijkgraaf heeft me nog voor iets anders uitgenodigd waaraan ik graag gehoor geef. Ik denk dat dat iets te maken heeft met die palingavonden van mijn vader destijds.
Voor ik afscheid van U neem nog even een zijstraatje. Afgelopen dinsdag ben ik met mijn kleinzoon al naar Willemstad gegaan om de wachter te bekijken en om niet volledig onbeslagen te ijs te komen. Wij stonden verbijsterd over dit zo geslaagde kunstwerk toen drie kinderen er aan kwamen, twee jongens en een meisje. Zij stapten af en het meisje nam natuurlijk het woord: Mijnheer mogen wij hierop gaan spelen? Ik vond dat een moeilijke vraag. Ik was me wel bewust dat ik niet meer met het antwoord van vijftig jaar geleden voor de dag kon komen, zo in de zin van: Maak dat je weg komt anders zal ik de politie eens halen. Ik brabbelde zoiets van: Nee het is nog niet open. Gelukkig namen zij daar genoegen mee en fietsten verder. Wij beklommen de wachter en genoten van het unieke uitzicht. Ik sta altijd met mijn mond vol tanden als het over een kunstenaar gaat. Ik moet altijd denken: Waarom heb ik zelf dat nou niet uit kunnen vinden? Mijn vrouw heeft hetzelfde. Die is helemaal weg van de Nachtwacht van Rembrandt. Zo maar ineens moet ik ze dan weer wegbrengen naar het station in Roosendaal, want dan wil zij weer naar de Nachtwacht gaan kijken. Dus dan doe ik dat weer maar.
Toch kon ik na die trip naar Willemstad mijn slaap niet ineens vinden. Ik maakte mij zorgen over dijkgraaf Van der Weijden. Ik dacht aan het volgende: over een twintigtal jaren zal het Hoogheemraadschap weer wel eens wat te onthullen hebben. Daarvoor nodigen zij dan natuurlijk oud-dijkgraaf Van der Weijden uit. Die woont dan niet meer in Nederland want het is dan de gewoonte geworden, dat iedere gepensioneerde een buitenland opzoekt. Hij woont ook niet in Zuid-Frankrijk, want dat is dan al vol en er wonen niet 27 inwoners per vierkante km zoals nu, maar zo om en de nabij duizend per vierkante meter. Laten we veronderstellen dat het echtpaar Van der Weijden in bijv. Japan is neergestreken. Geen bezwaar. Retourtje Tokio-Alaska-Schiphol. Laat ons aannemen dat Schiphol dan nog bestaat. Enkele dagen voor de opening gaat de oud-dijkgraaf alvast het monument in ogenschouw nemen, om beslagen ten ijs te komen. En wat gebeurt er? Er komen drie kinderen op de fiets aan. Enfin dat verhaal herinnert hij zich nog als de dag van vandaag. Over twintig jaar van nu af gerekend. Maar nu komt het. Het meisje neemt het woord en zegt direct: Mijnheer wat doet U hier. Kunt U niet lezen. Daar staat verboden toegang. Bent U de enige die niet weet dat hier twee unieke kikkers verblijven, die absoluut niet gestoord mogen worden. Maak direct dat U weg bent anders bel ik nu de ecopolitie van Bouvigne op. Die staan zo hier met hun helikopter. Ja wat wil je. De dijkgraaf wil geen herrie schoppen. Hij druipt af en om van de schrik te bekomen gaat hij in Willemstad een kopje koffie drinken. Terwijl hij daarvan geniet, ziet en hoort hij een helikopter boven Willemstad cirkelen. Het meisje heeft toch nog gebeld met haar portable of GSM. Toen kreeg ik een gerust gevoel er de dijkgraaf voor te hebben gewaarschuwd en viel toch nog in slaap.
Nu ga ik echt van U afscheid nemen.
Ik hoop U enig inzicht te hebben gegeven in de totstandkoming van de beveiliging van West-Brabant tegen het water, waarvoor dit super originele monument is opgericht. Nogmaals ik ben blij, dat het bestuur mij de gelegenheid heeft gegeven de trots daarover te mogen delen.Ik wil nog op een bijzondere manier afscheid nemen van U en van West-Brabant. Mijn vrouw reikte me daar ongewild gisteren de mogelijkheid toe. Ze zei zo maar: Ik weet niet hoe het komt dat onze hond (ondertussen een van de opvolgers van de vorige waar ik het over had) zoveel van jou houdt. Hij zit je altijd op je hielen.
Toen schoot me ineens te binnen wat enkele jaren terug is gebeurd met de franse voetballer Eric Cantona in Engeland. Hij kon in Frankrijk zijn draai niet krijgen, moeilijk karakter, gemakkelijk ruzie. Hij is toen in Engeland gaan spelen, waar hij drie jaar de kampioen was. En hij werd door de Engelse supporters op de handen gedragen. Iemand uit het publiek schold hem eens uit en hij verkocht hem een pak rammel voor de ogen van het publiek. Hij voelde wel dat hij dat niet kon maken en hij bood toen het publiek zijn excuses aan, dat met overdonderend lawaai door het publiek werd aanvaard. Na afloop van zijn laatste wedstrijd kreeg hij de gelegenheid de massa toe te spreken. Hij zei niets anders dan dit: I love you. Overdonderend applaus. En hij voegde er aan toe: But I don’t know why. Niet meer te temmen applaus en gelach.Als we over enkele dagen U weer zullen verlaten en West-Brabant, waar we zo mee verbonden zijn geweest en waar we zovele jaren en ook nachten tijdens dijkbewaking voor de veiligheid hebben gewerkt na 1953, dan zou ook ik kunnen zeggen: I love you, But I don’t know why.
Wij bedanken U voor Uw belangstelling, wensen U al het goede toe en wie weet: Tot ziens.
Artikel uit BN/DeStem van 01-09-2001
Dijkgraaf De Wit onder indruk van De Wachter
Van onze verslaggeverZaterdag 01 september 2001 – WILLEMSTAD – Hij vond het eigenlijk wel vanzelfsprekend dat hij was uitgenodigd om gisteren aan de Oostdijk het kunstwerk De Wachter te onthullen. Ondanks dat de voormalige dijkgraaf Kees de Wit in 1979 afscheid nam van het Hoogheemraadschap, 83 jaar is en 1300 kilometer zuidelijk van het Hollandsch Diep woont.
Hij stond immers aan de basis van de dijkverbetering. Niet alleen hij natuurlijk, maar Kees de Wit was wel van 1958 tot 1976 de enige echt benoemde dijkgraaf van De Brabantse Bandijk ooit. In 1979 verhuisde hij naar Frankrijk om met zijn zoons als wijnboer een ander leven op te pakken.
Gisteren was hij even thuis in zijn polder. Hij vertelde over de dijkwachten die hij in de jaren na de watersnood van 1953 moest optrommelen bij storm en hoog water.
Aannemers
“Als het water tot zestig centimeter onder de top stond, was hun leven belangrijker. Tot die tijd moesten ze kleine beschadigingen direct herstellen. Vooral waar de aannemers werkten aan dijkverbetering, was het kwetsbaar”, zegt hij. De onthulling van De Wachter was meteen de afronding van de dijkverbetering langs het Hollandsch Diep tussen Geertruidenberg en Willemstad. Na de wateroverlast bij de zuidelijke rivieren in de jaren negentig kwam dit deltaplan in een figuurlijke stroomversnelling en op wat afrondende werkzaamheden in Drimmelen en Willemstad na is de klus geklaard. Een ramp zoals die van 1953 mag natuurlijk nooit meer gebeuren.De dijkgraaf houdt echter een slag om de arm. “We dachten dat we met de versteviging van de dijken aan de zeekant klaar waren. Toen kwam het gevaar ineens van de andere kant, van de rivieren. Je weet het dus maar nooit”, is zijn wijsheid. Over het kunstwerk van Marius Boender is hij tevreden. “Opvallend en geslaagd”, zo noemt Kees de Wit De Wachter voordat hij het kunstwerk officieel onthulde.